Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopiëren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van ClaimConcept uitdrukkelijk verboden.

Vonnis

 

RECHTBANK Assen

 

Sector kanton

 

Locatie Assen

 

zaak-/rolnummer: [nummer]

 

vonnis van de kantonrechter van 1 mei 2012

 

in de zaak van

 

[A].

rechtsopvolgster van [B],

hierna te noemen: [B],

gevestigd te [woonplaats],

eisende partij in conventie, gedaagde in reconventie,

gemachtigde: mr. [naam],

 

tegen

 

1. [X], wonende te [woonplaats],

2. [Y], wonende te [woonplaats],

hierna te noemen: [X],

gedaagden in conventie, eisers in reconventie,

gemachtigde: [naam]

 

De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding van 29 september 2011 met producties;

de conclusie van antwoord van 15 november 2011 met producties;

de nadere toelichtingen van partijen.

 

De vaststaande feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten, die vaststaan omdat ze niet of niet voldoende zijn betwist en/of blijken uit de in zoverre onweersproken gelaten inhoud van de overgelegde producties.

1. En december 1998 hebben [X] twee zogenoemde 'Overeenkomsten [K]" bij [B] aangevraagd. In januari 2009 zijn de overeenkomsten tot stand gekomen. Op grond van die overeenkomsten heeft [B] aan [X] een bedrag groot  € 13.613,41 ter leen verstrekt, welk bedrag vervolgens door [B] is belegd in door haar aangewezen fondsen, als vermeld in de overeenkomsten. Over het ter leen verstrekte bedrag diende door [X]  0,950% rente per maand te worden betaald, zijnde de eerste vijf jaar € 129,32. Daarnaast ontvingen zij dividend dat op de aandelen werd uitgekeerd.

2. De overeenkomsten zijn aangegaan voor de duur van 10 jaar. Daarna zouden de effecten worden verkocht en de opbrengst zou worden aangewend ter aflossing van het krediet. Een surplus zou worden uitgekeerd aan [X]  een eventueel tekort dienden zij aan te zuiveren.

3. Na het verstrijken van de 10-jaarsperiode, in januari 2009, zijn de effecten verkocht. De verkoopopbrengst was niet voldoende om het uitstaande leensaldo af te lossen. Sprake was van een tekort groot € 3.926,68.

4. [X]  hebben in verband met het sluiten van de [K] overeenkomsten tevens per 28 december 1998 een 'overeenkomst van kredietverlening [L]' (verder: [L]) gesloten. Van die rekening zijn de maandelijkse rentetermijnen voldaan en op die rekening is het dividend uitgekeerd.

5. Alle overeenkomsten zijn tot stand gekomen door bemiddeling van [C].

 

De vordering en het verweer

 

In conventie

6. [B] vordert betaling van € 2.427,51, vermeerderd met de overeengekomen rente van 1,5% per maand over € 2.188,08 vanaf 27 september 2011, alsmede van de proceskosten. Zij baseert haar vordering op de stelling dat zij, blijkens de door de Hoge Raad gewezen arresten inzake effectenlease van 5 juni 2009 (LJN BH2811, BH2815 en BH2822), alsmede die van het Gerechtshof te Amsterdam van 1 december 2009 (LJN BK4978, BK4981, BK4982 en BK4983) aanspraak kan maken op betaling van 40% van de restantschuld zijnde € 1.570,67, vermeerderd met de overeengekomen vertragingsvergoeding van 1,5% per maand vanaf 16 februari 2009, hetgeen berekend tot en met 26 september 2011 sluit op 856,84. Daarbij heeft zij opgemerkt dat zij [X]   het aangaan van de overeenkomsten niet had behoeven te ontraden omdat deze voor hen geen onaanvaardbare last met zich meebrachten.

 

7. [X]  hebben zich bij antwoord er voor alle weren op beroepen dat de kantonrechter niet bevoegd is. Voorts hebben zij de vordering van [B] inhoudelijk betwist.

 

In reconventie

8. [X]  vorderen te verklaren voor recht dat [B] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar zorgplicht en aansprakelijk is voor de dientengevolge door [X]   geleden schade, alsmede vernietiging van de [L] en van de twee [K] overeenkomsten, met betaling van € 5.445,60 aan inleg op de [L] en € 15.519,29 wegens de [K] overeenkomsten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf januari 1999, alsmede van de proceskosten.

Daarbij hebben zij aangevoerd dat sprake is van een zeer riskante zogenaamde depotconstructie, alsmede dat zij zich zwaar misleid voelen en in de loop der jaren diverse malen protest hebben aangetekend, waarbij hun klachten telkenmale door [B] werden afgewezen zonder dat echt tekst en uitleg werd gegeven.

 

9. [B] heeft de vordering betwist.

 

De beoordeling

 

In conventie en in reconventie

10. De kantonrechter dient allereerst de vraag te beantwoorden of zij de zaak inhoudelijk kan beoordelen, nu door [X] in conventie is gesteld dat dit niet het geval is.

 

De kantonrechter overweegt daarbij dat, indien dat het geval is, ook de reconventionele vordering niet kan worden behandeld, gelet op de onverbrekelijke samenhang tussen de vorderingen; er is sprake van één alomvattend geschil.

 

11. Anders dan [B] (veronder)stelt is daartoe door [X] niet gesteld dat zij de onderhavige kwestie heeft voorgelegd aan het KiFiD.

Door [X] is gesteld dat zij hebben gepoogd én beogen die weg te bewandelen, maar dat zij te horen hebben gekregen dat eerst de interne klachtprocedure bij [B] doorlopen moet worden, alvorens het KiFiD haar klacht in behandeling kan nemen.

Voorts is door [X] gesteld dat [B] hun klachten niet als zodanig in behandeling heeft genomen en hen -zo begrijpt de kantonrechter [X] - nimmer heeft gewezen op die te bewandelen weg, terwijl [B] daartoe, gelet op de Wet op het financieel toezicht (verder: Wft) én het eigen, naar aanleiding van de door haar onderschreven gedragscode verzekeraars van juni 2002, klachtreglement, wel gehouden was.

 

12. De kantonrechter stelt voorop dat juist is (en dat is tussen partijen ook niet in geschil) dat de burgerlijke rechter een zaak niet in behandeling kan nemen als het geschil aan het KiFiD is voorgelegd.

Uit artikel 4.17 van de Wft volgt -zakelijk weergegeven- dat [B] gehouden is zorg te dragen voor een adequate behandeling van klachten en daartoe een interne klachtprocedure moeten hebben, alsmede aangesloten dient te zijn bij een erkende geschillencommissie.

Vaststaat dat –nu dat niet is betwist- [B] is aangesloten bij het KiFiD en een eigen klachtreglement heeft. In haar eigen klachtreglement is bepaald dat klanten duidelijk door haar op de hoogte moeten worden gebracht van die regeling, alsmede dat zij loyaal zal meewerken aan bemiddeling door de Ombudsman van het KiFiD. Voorts is daarin bepaald dat onder een klacht iedere uiting van bezwaren, ongenoegen of ontevredenheid wordt verstaan die betrekking heeft op een financiële dienst.

 

13. Niet betwist is dat [X]   de afgelopen jaren diverse malen protest bij [B] hebben aangetekend tegen c.q. over de afwikkeling van de [K] overeenkomsten, alsmede dat [B] [X] niet in kennis heeft gesteld van voormelde klachtmogelijkheid. Ook is gesteld, noch gebleken dat [B] hun klachten heeft doorgeleid naar de eigen, interne klachtprocedure.

Zo is in de brief van 8 september 2009 volstaan met de navolgende opmerking:

"Wanneer u het niet eens bent met de gang van zaken is dat uw goed recht.”,

gevolg door de mededeling:

"Echter, dat wil niet automatisch zeggen dat u bent ontslagen van uw betalingsverplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomsten. Wij houden u dan ook aan uw betalingsverplichting. ".

 

14. Uit de stukken blijkt dat [B] bij brief van 26 september 2011 [X] -nogmaals- heeft aangeschreven om tot betaling van de restschuld ad € 3.926,68 over te gaan. Ook in die brief is niet aangegeven dat zij, indien zij zich daarin niet kunnen vinden, een (eerst interne en aansluitend eventueel externe) klachtprocedure kunnen volgen. Integendeel, in die brief is vermeld dat indien betaling binnen 7 dagen uitblijft andere (rechts)maatregelen zullen worden genomen. Voorts blijkt uit de stukken dat de gemachtigde van [X] eind september/begin oktober 2011 actie heeft ondernomen en namens [X] -wederom- heeft gemeld dat [X] het met de gang van zaken niet eens zijn en de

overeenkomsten willen vernietigen et cetera.. Zo heeft het KIFID bij brief van 7 november 2011 gemeld dat zij op 5 oktober 2011 een klacht heeft ontvangen van (de gemachtigde van)

[X] jegens [B] in verband met de [K] overeenkomsten. Daarbij is tevens aan hen bericht dat het KiFiD de klacht nog niet in behandeling kan nemen omdat eerst de interne klachtprocedure bij [B] moet zijn doorlopen. Daaruit volgt dat [X] voor de eerst diende dag van deze procedure (te weten 18 oktober 2011, een klacht bij het KiFiD hadden ingediend.

 

15. Gelet op voormelde gang van zaken is de kantonrechter van oordeel dat [B] niet ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vordering. Zij dient de klacht van [X] over de afhandeling van de met haar gesloten overeenkomsten eerst middels haar eigen interne klachtprocedure in behandeling te nemen, waarna eventueel voor [X] de - door hen gewenste- weg van een klacht bij het KiFiD (wel) open zal staan. Daarbij overweegt de kantonrechter voorts dat het kan niet zo zijn dat [B] door niet te voldoen aan de op haar rustende mededelingsplicht, voor [X] de weg van de buitengerechtelijke geschillenoplossing afsnijdt. Daarbij tekent de kantonrechter tevens aan dat niet is betwist dat voor [X]   niet eenvoudig zelf was te achterhalen dat [B] is aangesloten bij het KiFiD. Voorts kan niet worden gezegd dat [X] geen belang bij niet-ontvankelijk verklaring zouden hebben nu door hen is gesteld dat het KiFiD strenger oordeelt over de aansprakelijkheid van in dit geval [B] dan in het algemeen in een civiele procedure en dat door [B] niet is betwist. Ten overvloede wijst de kantonrechter er op dat [B] [X] een termijn zal kunnen stellen voor het indienen van een klacht en, indien indiening daarvan binnen die termijn uitblijft, (wederom) een procedure aanhangig kan maken.

 

16. Nu beide partijen niet ontvankelijk worden verklaard in hun vordering ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten zowel in conventie als in reconventie in die zin te compenseren dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

 

De beslissing

De kantonrechter:

 

In conventie

verklaart [A] niet ontvankelijk in haar vordering;

 

In reconventie

Verklaart [X] niet ontvankelijk in hun vordering;

 

In conventie en in reconventie

 

Compenseert de proceskosten aldus dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

 

 

Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. A.M.A.M. Kager en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2012.

 

Ingescand en bewerkt naar HTML Copyright © ClaimConcept