Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopiëren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van ClaimConcept uitdrukkelijk verboden.

vonnis

 

RECHTBANK  NOORD-NEDERLAND

 

Afdeling Privaatrecht

 

Locatie Leeuwarden

 

Zaak-/rolnummer: 396401 \ CV EXPL 12-4443

 

vonnis van de kantonrechter d.d. 1 maart 2013

 

inzake

 

de besloten vennootschap

Dexia Nederland BV

gevestigd te Amsterdam

eiseres

gemachtigde EDR Incasso

 

tegen

 

[X],

wonende te [woonplaats],

gedaagde partij

gemachtigde J. Terpstra

 

Partijen worden hierna Dexia en [X] genoemd.

 

Procesverloop

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding d.d. 21 mei 2012

- de conclusie van antwoord

- de conclusie van repliek

- de conclusie van dupliek.

 

1.2.      Ten slotte is vonnis bepaald.

 

1.3.      De Wet herziening gerechtelijke kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.

 

Motivering

De feiten

2.         In deze procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.

 

2.1.      Dexia Nederland B.V. is rechtsopvolgster onder algemene titel van Dexia Bank Nederland N.V., op haar beurt rechtsopvolgster onder algemene titel van onder meer Bank Labouchere, tevens handelend onder de naam Legio Lease B.V., hierna voor allen aan te

duiden met Dexia.

 

2.2.      [X] heeft in 2000 met Dexia de navolgende aandelenlease­overeenkomsten gesloten: een WinstVerDriedubbelaarovereenkomst met contractnummer [1] en een WinstVerl0dubbelaarovereenkomst met contractnummer [2] (hierna te noemen de overeenkomsten).

 

2.3.      De overeenkomsten zijn inmiddels geëindigd. De opbrengst van de verkoop van de effecten was niet toereikend om het (restant van) de aankoopsom te voldoen. Dexia heeft hiervoor eindafrekeningen opgemaakt en aan [X] verstuurd. De eindafrekening voor het contract met nummer [1] vermeldt een restschuld van € 11.702,63 en de eindafrekening voor het contract met nummer [2] vermeldt een restschuld van

€ 3.246,23.

 

2.4.      [X] heeft op 3 april 2012 een klacht tegen Dexia ingediend bij het Klachteninstituut van de Ombudsman Financiële Dienstverlening (hierna te noemen KiFiD). KiFiD is een op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en het besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft erkende geschilleninstantie. Dexia is aangesloten bij het KiFiD.

 

2.5.      Bij brief van 19 april 2012 heeft de Ombudsman [X] meegedeeld geen mogelijkheid te zien om in de zaak te bemiddelen en Van Schoot gewezen op de

mogelijkheid om de zaak voor te leggen aan de burgerlijke rechter of de Geschillen-          - - commissie Financiële Dienstverlening (hierna te noemen de Geschillencommissie KiFiD). De Ombudsman heeft het dossier gesloten.

 

2.6.      Op 25 april 2012 heeft [X] een klacht ingediend tegen Dexia bij de Geschillencommissie KiFiD. De Geschillencommissie KiFiD heeft bij brief van 1 mei 2012 de ontvangst van deze klacht aan [X] bevestigd.

 

Het standpunt van Dexia

 

3.1.      Dexia vordert [X] te veroordelen tot betaling van € 2.802,06 ter zake de overeenkomst met contractnummer [1] en € 1.081,97 ter zake de overeenkomst met contractnummer [2], te vermeerderen met rente en buitengerechtelijke incassokosten. Na beëindiging van de overeenkomsten is er een restschuld ontstaan welke [X], na verrekening met de schadevergoeding die Dexia aan [X] verschuldigd wegens schending van de zorgplicht, aan Dexia dient te voldoen. Voor het te verrekenen schadebedrag gaat Dexia uit van het zogenaamde hofmodel, zoals verwoord door het gerechtshof te Amsterdam in zijn arresten van 1 december 2009.

 

3.2.      Naar aanleiding van het verweer van [X] heeft Dexia aangevoerd dat de interne klachtprocedure is doorlopen en de Ombudsman is overgegaan tot sluiting van het dossier. Voorts heeft Dexia aangevoerd dat op grond van artikel 19.2 van het Reglement Ombudsman & Geschillencommissie Financiële Dienstverlening door de Geschillencommissie KiFiD beoordeeld zal moeten worden of de klacht in behandeling kan worden genomen. Bovendien dient eerst de eigen bijdrage te zijn voldaan voordat de klacht in behandeling kan worden genomen. De klacht is volgens Dexia dan ook niet door de Geschillencommissie KiFiD in behandeling genomen, zodat Dexia ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.

 

Het standpunt van [X]

 

4.1.      [X] stelt zich op het standpunt dat op grond van artikel 4: 17 Wft een consument een klacht over een financiële dienstverlener kan voorleggen aan een erkende geschilleninstantie. [X] heeft op 3 april 2012 een klacht bij het KiFiD heeft ingediend en vervolgens, na ontvangst van de brief van de Ombudsman, op 25 april 2012 bij de Geschillencommissie KiF1D. De Geschillencommissie KiFiD heeft op 1 mei 2012 een ontvangstbevestiging gestuurd en een week later het bedrag van de eigen bijdrage afgeschreven. Bij brief van 8 oktober 2012 heeft de Geschillencommissie KiF1D het dossier opgevraagd. Nu deze procedure nog loopt is het KiFiD de enige bevoegde instantie om inhoudelijk over dit geschil een bindend advies te geven. De kantonrechter dient zich dan ook onbevoegd dient te verklaren danwel Dexia niet-ontvankelijk te verklaren. [X] verwijst daarbij naar een uitspraak van de kantonrechter te Assen d.d. 1 mei 2012.

 

De beoordeling van het geschil

 

5.1.      Vast staat dat [X] in april 2012 een klacht heeft ingediend tegen Dexia bij de Geschillencommissie KiFiD. Tevens staat vast dat Dexia [X] bij dagvaarding van 21 mei 2012 in rechte heeft betrokken. De kantonrechter is van oordeel dat hij de zaak thans niet in behandeling kan nemen nu het geschil eerst is voorgelegd aan de Geschillencommissie KiFiD, zijnde een op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en het besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft erkende geschilleninstantie.

Naar het oordeel van de kantonrechter kon Dexia daarmee de zaak op21 mei 2012 niet meer voorleggen aan de burgerlijke rechter. Dit had anders kunnen zijn wanneer de Geschillencommissie KiFiD voor het uitbrengen van de dagvaarding tot de beslissing was gekomen dat zij de klacht niet in behandeling zou nemen, doch daarvan is niet gebleken. Het verweer van Dexia dat ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding nog niet bekend was of KiFiD de klacht in behandeling zou nemen omdat aan een aantal formele vereisten moest worden voldaan, leidt niet tot een ander oordeel, temeer nu uit de door [X] bij conclusie van dupliek overgelegde stukken blijkt dat de Geschillencommissie KiFID de klacht van [X] in behandeling heeft genomen.

 

5.2. Gelet op het vorenstaande zal de kantonrechter Dexia niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, met veroordeling van Dexia in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [X] te begroten op € 400,00 (2 salarispunten à € 200,00).

 

Beslissing

 

De kantonrechter:

verklaart Dexia niet-ontvankelijk in haar vordering;

veroordeelt Dexia in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [X] begroot op € 400,00.

 

verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Aldus gewezen door mr. J.E. Biesma, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 maart 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.

 

 

 

Ingescand en bewerkt naar HTML Copyright (C) ClaimConcept